


Zingkikker Manifest
Hoe vertaal je de theorie van het muziekonderwijs naar de praktijk?
Hoe voorkom je dat je na een opleiding tot leerkracht, na het volgen van allerlei bijscholingscursussen muziek, en na het doornemen van de bestaande muziekmethode in de praktijk blijft steken bij gedachten als:
'Nou ja, als het maar leuk is?'
of
'Ik ben nu eenmaal niet zo muzikaal, dus ik ben blij als iemand het van mij overneemt.'
Lees in het onderstaande manifest mijn Zingkikkerprincipes, probeer ze uit in de praktijk, en merk dat je er, samen met de klas, gelukkig van wordt.
Muziekles geven is als deelnemen aan het verkeer. Zolang je je houdt aan een aantal belangrijke voorrangsregels, heb je altijd overzicht en kom je uiteindelijk overal.
Mijn punten zijn als volgt opgebouwd:
Voorrangsregel
Argument
Conclusie
Voorbeeld
Leuk

Zullen we eens proberen om te spreken over muziekonderwijs zonder het woord ‘LEUK’ te gebruiken?
Ik heb namelijk geen idee wat ‘LEUK’ muziekonderwijs is.
Ik weet wel wat GELUKKIG MAKEND muziekonderwijs is:
-Als er niet wordt gepraat, maar muziek gemaakt.
-Als spelen het zelfde is als leren.
-Als leerlingen niet afstemmen op het digibord, maar op elkaar en op de leerkracht.
-Als de leerkracht zijn/haar eigen onzekerheidjes /onvermogens durft te tonen.
-Als leerlingen dat zien, en vervolgens bereid zijn om de leerkracht te helpen met de les.
-Als de leerkracht geen waardeoordelen in de mond neemt.
-Als de leerkracht in plaats daarvan nuchtere vaktaal (hoog, laag, kort, lang, snel langzaam, timbre) gebruikt.
-Als de leerling zich daardoor veilig voelt bij de leerkracht.
-Als de leerling mag dirigeren, en iedereen probeert te doen wat de leerling aangeeft.
-Als de leerkracht de klas niet 'in de hand' heeft, maar wel op handen wordt gedragen door de klas.
-Als de leerkracht de leerlingen zó goed observeert, dat hij/zij als vanzelf doet wat er gedaan moet worden
-Als de leerkracht wel methodes kènt, maar ze niet volgt.
-Als de grens van de comfortzone en de zone van de naaste ontwikkeling wordt afgetast.
-Als de leerlingen regelmatig te horen krijgen wat ze blijkbaar allemaal kunnen.
-Als de leerlingen daardoor weten dat ze gezien worden door de leerkracht.
-Als de leerlingen zèlf eigen materiaal, eigen liedjes, en eigen dansjes inbrengen.
-Als de leerlingen elkaar, èn de leerkracht liedjes en dansjes voordoen / aanleren.
-Als de kinderen het jammer vinden als tijd is om te stoppen.
-Als de leerlingen zèlf na afloop van de les kunnen vertellen wat ze geleerd hebben.


De Basis

Alles wat kinderen leren,
teksten voor jeugdprogramma’s geschreven,